Zo lekker als in Thailand wordt het natuurlijk nooit. Maar goed, dat hoeft ook niet. Mijn eigen variant op de pad thai bevat een soort snelle zelfgemaakte pindasaus – want álles wordt beter van pindakaas/saus. Ik maak sauzen vaak in mijn blender, door alle ingrediënten bij elkaar te kieperen en heel fijn te malen. Hiervoor kun je natuurlijk ook een staafmixer gebruiken. Maak het af met wat fijn gehakte pinda’s en je hebt een top vega maaltje.

Qua noedels kun je alle kanten op: glasnoedels zijn glutenvrij (die doorzichtige), eiernoedels zijn wat geler en uitgesprokener van smaak, boekweitnoedels zijn iets donkerder. Ik ging voor gewone tarwenoedels, simpelweg omdat die nog in mijn keukenkastje stonden. Het een is niet per se beter dan het ander; het gezondst is om de verschillende soorten lekker af te wisselen.

Bereidingswijze pad thai

(voor 2 personen)

Kook de sugar snaps in 3 minuten beetgaar in een pan met heet water.

Kook de noedels gaar volgens de aanwijzingen op de verpakking. Giet af en laat even staan. Wil je voorkomen dat ze allemaal aan elkaar plakken, giet er dan een scheutje olie over.

Snijd de paprika’s in kleine stukjes als je dat nog niet gedaan had.

Fruit de ui en knoflook in een klein beetje olijfolie in een koekenpan. Schep de ui en knoflook uit de pan zodra ze glazig zijn. Doe ze in een blenderkom of kom die geschikt is om te mengen met een staafmixer. Laat de pan met het bakvet staan – hier bak je nu de paprika in.

Zet de pan terug op het vuur en voeg de blokjes paprika toe. Bak de paprika beetgaar in een minuut of drie.

Pak de kom met de ui en knoflook erbij en voeg de rest van de ingrediënten voor de saus toe: pindakaas, sojasaus, kokosmelk, limoensap en chilipeper. Onthoud dat extra pindakaas toevoegen áltijd een goed idee is.

Maal de saus fijn tot er een gladde pindasaus ontstaat.

Verdeel de noedels over twee borden, evenals de sugar snaps en de paprika. Schep de pindasaus erover. Maak af met de fijn gehakte pinda’s en eventueel wat extra chilipeper.

Enjoy!