Vetten voor dummies: Verzadigd vet, onverzadigd vet, omega wie?
De tijd dat ons verteld werd dat vetten alleen maar slecht voor je zijn en dat je zo min mogelijk vet zou moeten eten hebben we gelukkig achter ons gelaten. Oliën en vetten zijn namelijk een belangrijke leverancier van essentiële vetzuren (hierover straks meer) en de in vet oplosbare vitamines A, D en E. Daarnaast zijn vetten ontzettend belangrijk voor de smaak van je eten! Vetten zijn dragers van smaak en bepalen voor een groot deel ook de structuur, consistentie en het mondgevoel van je eten.
Maar de ene olie is de andere niet. Dat klinkt heel logisch, maar met alle verschillende soorten olie zien we door de bomen het bos niet meer. Want, harde vetten waren toch juist ongezond? Waarom is kokosolie dan juist wél gezond? En als je de ‘harde vetten’ regel niet meer kunt toepassen, waar moet je dan op letten?
Laten we even helemaal terug gaan naar de basis. Scheikunde leert ons dat we alles terug kunnen leiden naar moleculen. Vetten heten officieel triglyceriden. Dat komt omdat ze opgebouwd zijn uit glycerol (links) en 3 vetzuren (rechts). Deze vetzuren zorgen voor de verschillen in vetten.
Als je zo’n vetzuur loshaalt uit het vet, ziet het er zo uit in de scheikunde:
Een lange keten, met aan het einde een zuurgroep.
Die zuurgroep laten we even zitten, die is voor ons nu niet interessant. Maar de keten, met al die hoekjes, wel. In ieder hoekje zit namelijk een C, oftewel een koolstofatoom. Die koolstofatomen kun je dan tellen, C1, C2, C3.. Zo dus:
Leuk, Glynis, maar zo ziet olijfolie in een kannetje er niet uit, dus waarom is dit belangrijk? Daar kom ik nog op: jullie hebben vast wel van Omega-3 en Omega-6 gehoord. Of van verzadigde en onverzadigde vetzuren. Dat zijn allemaal termen waarmee we om de oren worden gegooid op verpakkingen en in de media, en we gaan er als consument maar vanuit dat dat iets betekent. Al die termen slaan op de samenstelling en lengte van de vetzuurketen. Tussen die C’tjes kan namelijk een dubbele binding ontstaan. Hoe die ontstaat ga ik jullie voor het gemak niet uitleggen, maar als zo’n dubbele binding ontstaat is dat koolstofatoom onverzadigd. Schematisch ziet dat er dan zo uit:
Aangezien we nu C’tjes kunnen tellen, en weten van de dubbele binding, kan ik jullie dit uitleggen: Zien jullie het enkelvoudig onverzadigd vetzuur op het plaatje? Daar zit de dubbele binding op het derde C’tje, en dat is dus een Omega-3 vetzuur. Zou de eerste dubbele binding op het zesde C’tje zitten, was het Omega-6.
Je lichaam kan deze keten uit elkaar breken om de vetten te verteren, en zo kan het ook weer zelf nieuwe vetzuren maken van losse C’tjes. Er zijn een paar vetzuren die het lichaam niet zelf in elkaar kan zetten, dit zijn die Omega-3 en Omega-6 en noemen we de essentiële vetzuren. Deze vetzuren moet je dus via je voeding binnenkrijgen, omdat je ze niet zelf kunt maken. Maar deze vetten zitten echt niet alleen in voedingsmiddelen waarvan het op de verpakking staat. Omega-3 krijg je vooral binnen uit vette soorten vis (zoals zalm en makreel) of walnoten, Omega-6 zit vooral in plantaardige oliën, zoals zonnebloemolie of soja-olie.
En nu?
Tot zover het lesje scheikunde. Vetten bestaan dus uit vetzuren, die verzadigd of (meervoudig) onverzadigd kunnen zijn. Er is overigens geen verschil in het aantal calorieën dat ze bevatten. Ons wordt geleerd: verzadigde vetten (harde vetten) zijn slecht, onverzadigde zijn beter. Dat goed of slecht heeft alles te maken met de invloed die het soort vet heeft op onze cholesterolwaarden. Maar dat regeltje is dus niet altijd toepasbaar. Transvet is bijvoorbeeld een onverzadigd soort vet, maar heeft hele vervelende effecten op onze gezondheid. Gelukkig zit er een beperking op transvetten, er mag maar maximaal 1% van in geproduceerde voedingsmiddelen zitten.
Ook zijn er nieuwe onderzoeken gedaan die juist weer suggereren dat verzadigd vet het risico op hart- en vaatziekten helemaal niet verhoogt, en dat het onverzadigde vetzuur linolzuur het risico juist weer wél zou verhogen. Het Voedingscentrum houdt nog even stug vol en zegt: verzadigd = slecht, onverzadigd = goed.
Met zulke tegenstrijdige berichten is het voor ons als consument lastig bepalen wat nou wel of niet gezond is, of waar we naar moeten luisteren. Mijn advies aan jullie is dan ook: gebruik meerdere soorten olie, want verschillende oliën en vetten hebben weer verschillende toepassingen en gezondheidsvoordelen (daar ga ik volgende keer iets dieper op in). En vertrouw op je intuïtie. Wij hebben het Voedingscentrum niet nodig om ons te vertellen dat het vet uit een avocado gezonder is dan een bitterbal uit de frituur!
REACTIES
LOG IN OM EEN REACTIE TE PLAATSEN
Volg me ook op Instagram!
Daar deel ik nog veel meer recepten, foodie tips, nieuwe hotspots & gekkigheid uit mijn dagelijkse leven. Zie ik je daar?
x Claartje
Volgens mij klopt de bovenstaande tekst niet helemaal:
”Zien jullie het enkelvoudig onverzadigd vetzuur op het plaatje? Daar zit de dubbele binding op het derde C’tje, en dat is dus een Omega-3 vetzuur. Zou de eerste dubbele binding op het zesde C’tje zitten, was het Omega-6.”
Een omega 3 vetzuur is namelijk geen enkelvoudig onverzadigde vetzuur, maar een MEERVOUDIG onverzadigd vetzuur.
Staat het zo ook in het boek? Volgens mij klopt dit dus niet…
Ik ontvang graag een reactie hierop.
Groetjes Anna